Opmerkelijke ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de wetenschap of persoonlijke ervaringen gerelateerd aan de motieven we vanuit ons geloof nastreven, daar wil ik in deze blog over schrijven. Voorlopig ongeveer eens per maand.
|
Deze week besteedde het toonaangevende blad The Economist een 34 pagina tellende bijlage aan de kredietcrisis, haar oorzaken en mogelijke oplossingsrichtingen. De volgende quote is tekenend voor het stuk: “As a rule, though, governments would do better to harness the power of markets to boost stability, by demanding transparency, promoting standardisation and exchange-based trading. Over-reaction is a bigger risk than inaction. Even if the catastrophe is avoided, the financial crisis will impose great cost on consumers, workers and business.” Een groot gedeelte van de tekst wordt er aan besteed om te benadrukken dat de crisis niet moet worden toegeschreven aan grijpgrage bankiers op Wall Street, maar dat de politiek naar zichzelf zou moeten kijken. Meteen toegegeven de politici hebben afgelopen weken op een eenzijdige manier de schuld in de richting van de bankiers geschoven. The Economist zet de tegenaanval in. De overheid heeft met lage rentes de liquiditeit van de markt alleen maar gestimuleerd en zo zelf de bubbel gecreëerd. Verder hebben de centrale bankiers zitten slapen terwijl de risico’s zich opbouwden. De conclusie van The Economist is duidelijk: we moeten het kind niet met het badwater weggooien. De markteconomie en de bijbehorende innovatie is de meest vruchtbare weg om te gaan. Daarom wijdt zij een groot gedeelte van de artikelen aan het waarschuwen tegen het risico dat de overheid als reactie de markt vergaand gaat reguleren. Nou wil ik in deze column geen sluitende oplossing voor de kredietcrisis aandragen, maar op iets anders wijzen. De analyse van The Economist is tekenend: een rotsvast geloof in de vrije markteconomie die ons de meeste welvaart gaat brengen. Ook ik ben van mening dat veel van de financiële innovaties op zich hun waarde hebben. De zeer grote liquiditeit op de internationale kapitaalmarkt maakt dat bedrijven makkelijk aan geld kunnen komen en maakt dus bijvoorbeeld dat emerging economies in een dergelijk hoog tempo kunnen groeien. Het “verpakken” van kredieten maakt dat je geld kunt uitlenen, ook als je niet zelf genoeg spaargeld tot je beschikking hebt. Op zich niets mis mee. Het probleem zit hem eerder in de schaal en snelheid waarmee al deze constructies zijn toegepast. Niks mis met innoveren wat mij betreft, maar kaders en grenzen zijn wel nodig. De crisis bewijst maar weer eens dat de prikkel om te streven naar duurzame strategieën en goed risico management het niet wint van de prikkel om korte termijn rendement te maximaliseren. Getuige het volgende citaat zou je daar de overheid ook nog de schuld van kunnen geven: “Many new fangled instruments became popular because they got around financial regulations, such as rules on banks’ capital adequacy.” Ik zou zeggen dat juist regulering nodig is omdat innovatie zonder tegenkracht inherent onstabiel is. Om de innovatie te kanaliseren zijn juist beperkende regels nodig. We zeggen toch ook niet dat de maximumsnelheid belachelijk is, omdat je zonder maximum snelheid sneller op je bestemming bent? Bij een maximumsnelheid gaat het juist om de verhouding tussen snelheid en veiligheid en zo is het ook bij innovatie en regulering. Om in dezelfde metafoor te blijven: onderdeel van het probleem is dat wij een eis leggen qua minimumsnelheid. De bankiers staren zich blind op een hoog rendement omdat de markt dat vraagt. Een belangrijk deel van de problemen die het neoliberale kapitalisme met zich mee brengt is te danken aan het geloof dat we elk jaar harder moeten groeien, zoals Goudzwaard in jaren zeventig al scherp omschreef. (1) Voeg daar in de woorden van deze tijd aan toe dat we elk jaar harder moeten innoveren om aan onze eigen groeiverwachtingen te voldoen, zoals onder andere in de reactie van The Economist duidelijk wordt. Als je wijst op de risico’s wijst van de groei wordt je weggehoond, zoals ook weer pijnlijk duidelijk werd in Wellinks’ beschouwing op zijn rol rondom de overname van ABN door Fortis. Betere kaders voor innovatie door betere regulering is deel van de oplossing, maar is dat alles? Mogen we ook naar onszelf kijken, want wie waren de opdrachtgevers van al die ontspoorde bankiers? Wiens geld waren zij aan het beleggen en wie stelt dus uiteindelijk de rendementseisen? Voor een belangrijk deel waren dat u en ik, want het was ons spaar- en pensioengeld wat hier belegd werd. Wellicht wordt het tijd dat we niet alleen bewust voor onze fair trade koffie en Toyota Prius kiezen, maar ook voor de plek waar we onze spaar- en pensioengelden stallen. (1) Zie onder anderen "Kapitalisme en Vooruitgang" & "Schaduwen van het groei-geloof" van Prof. Bob Goudzwaard |
|
Falliet van het uberkapitalisme? |
|
|
|
“Deze conservatieven-in-naam, met vicepresident Cheney aan het roer en ex-Goldman Sachs-bankier Paulson nu op financiën, hebben voorkomen dat er serieus toezicht werd uitgeoefend op enige zakenactiviteit, en met name de op de grootschalige handel in financiële hocuspocus-produkten die het vertrouwen in het banksysteem hebben verwoest. Nu het fout loopt doen zij nog één greep in de publieke kas. Het is een radicaal boek. Maar zijn de feiten dat niet ook?” Zo schrijft hoogleraar journalistiek en NRC-columnnist op zaterdag 27 september in een column onder de titel “Failliet ultra-kapitalisme moet gevolgen hebben in Nederland”. De gebeurtenissen van de afgelopen weken hebben ons pijnlijk met de neus op de feiten gedrukt: er zijn ook nadelen aan de strategie van deregulering, privatisering en een eindeloos vertrouwen in de effectiviteit van marktwerking. Voor mij toont het twee dingen aan: zowel structuren als mensen kunnen we niet beschouwen als “neutraal”. Structuren niet neutraal? Ongetwijfeld zal het bij veel mensen gaan kriebelen als ze lezen hoe binnen de Conservatieve partij, in de VS, de afgelopen jaren marktwerking en deregulering op een ideologische wijze tot het “ware model” is gebombardeerd. In Nederland werd de marktwerking binnen het sociaal-democratische kamp, juist gebracht op een tegenovergestelde wijze, onder het mom van de “ideologische veren afschudden”. Dat laatste wekt de indruk dat je objectief op basis van de feiten de keus zou kunnen maken dat marktwerking het beste voor de samenleving is. Ik zou het tegenovergestelde willen beweren: als we alleen “objectief” naar de feiten willen we kijken beperken we onze blik. Op een politiek correcte manier geformuleerd draait marktwerking op mensen die hun eigenbelang op de eerste plaats zetten en hier ook hard voor willen werken. Zolang het systeem ervoor zorgt dat de eigenbelangen samenvallen met de belangen van anderen is dit op zich geen probleem. Problematischer wordt het als het systeem mensen in staat stelt om hun eigenbelang door te voeren ten koste van anderen. De bonusstructuur die sommige multinationals hanteren is hier een duidelijk voorbeeld van. Of het nog te accepteren is dat een topman wegloopt met een miljoenen bonus terwijl zijn beslissingen voor velen ontslag betekenen, is niet een objectieve maar een morele afweging. Wat betreft de bonussen waren we al aangelopen tegen de grens waar “de samenleving” het argument “zo werkt nu eenmaal de markt” niet meer accepteert. De kredietcrisis brengt aan het ligt dat er nog veel meer moreel verwerpelijke prikkels in ons kapitalistisch systeem zitten. Aan de andere kant brengt het ene systeem inwisselen voor het andere ook niet de volledige oplossing. Er zijn verschillende opties om op structuurniveau met de kredietcrisis om te gaan: kernsectoren weer publiek te maken, meer regelgeving uit te vaardigen of te gokken op zelfcorrigerend vermogen van de markt. Voor alle opties zijn voor en tegen argumenten. Volgens mij is er nog een andere fundamentele notie nodig om tot een structurele oplossing te komen: ook de mens is niet neutraal. Zonder de nodige “checks en balances” komen we vanzelf uit in een situatie waar iemand het systeem weer weet te manipuleren en misbruiken. In mijn ogen mist een volkomen gedereguleerd systeem deze balansfactoren. Dit pleit er vooral voor om goed rekening te houden met de mogelijkheden om het systeem te misbruiken. Dit geldt net zo goed voor een publiek- als een privaat systeem. Het gaat erom dat we zien dat mensen en systemen niet neutraal zijn, maar in meer of mindere mate het goed en kwaad in de mens aan het licht brengen. |
Automobiel fabrikanten, zoals General motors, en olie bedrijven, zoals Shell, investeren al jaren in allerlei verschillende vormen van duurzame technologie. Ook binnen deze bedrijven wordt al jaren onderkent dat de olievoorraad eindig is en recenter ook dat klimaatproblematiek ons gaat dwingen tot een energie transitie. Waarom zien we daar dan zo weinig van terug? Houden deze grote bedrijven uit eigenbelang deze technologie op de plank? Tegenlicht bestede recent een aflevering aan deze interessante vraag. In de aflevering wordt een testmodel van Opel getoond die al 1973 heeft bewezen dat een brandstofverbruik van 1 liter op 159km mogelijk is. Deze auto is een factor tien zuiniger dan de modellen die momenteel op de weg zijn. Zo snel mogelijk in productie brengen zou je zeggen. Toch hebben we er nog maar weinig van teruggezien op de consumentenmarkt. Welke redenen vallen hiervoor aan te voeren? In de eerste plaats heeft het te maken met schaalbaarheid van technologie. Vaak is er nog geen economisch haalbaar productieproces bekent. In het verleden is vaak gebleken dat dit een kwestie van investeren, proberen en veel testen is. Hier komt meteen het eerste probleem naar boven. Grote multinationals hebben vaak grote bedragen geïnvesteerd in de momenteel gangbare technologie. Dit verhindert vaak dat ze tegelijkertijd op grote schaal investeren in nieuwe technologie. In het meest gunstige geval, voor het desbetreffende bedrijf, duurt de transitie hierdoor langer. In een voor de huidige marktleider minder gunstig scenario toont een kleinere of startende onderneming aan dat zij veel gemakkelijker al hun kaarten op een nieuwe technologie kunnen zetten en zijn, als ze op het goede moment instappen, in één klap een belangrijke marktpartij. Een andere reden is dat de focus op korte termijn resultaten, waar bedrijfsgenoteerde bedrijven vaak toe gedwongen worden door de markt, het minder opportuun maakt om in lange termijn projecten te investeren. Mercedes adverteert momenteel met het feit dat zij tien jaar geleden al hadden bedacht dat de Smart prima aansloot op wereldwijde ontwikkelingen. Feit is dat de verkopen van de Smart momenteel erg goed lopen, zelfs in de VS, waar men tot voor kort iets wat op in de buurt kwam van de Smart niet eens auto durfde te noemen. Een ander feit is echter dat Mercedes enkele jaren geleden hevig is bekritiseert om haar keuze voor de Smart. Zoals in de tegenlicht uitzending ook weer pijnlijk duidelijk wordt is de return on investment voor het lichtelijk aanpassen van een SUV model en er marketing technisch een vernieuwd imago omheen creëren veel hoger dan het op de markt brengen van een innovatieve, toekomstbestendig duurzame auto. De engineering manager van General motors maakt tijdens een testrit duidelijk dat klantfocus voor zijn club een belangrijke waarde is. Dat klinkt als een goed bedrijfskundige, toch? Veel bedrijven zijn erg succesvol geworden door meer te focussen op wat de klant wil. In het geval van echte innovatie zou het echter wel eens een nadeel kunnen zijn. Voor een echte innovatie is hooguit een latente vraag aanwezig, maar die zal niet heel snel uit marktonderzoek naar boven komen. Dit vereist juist enige durf, visie en risicobereidheid. Kortom, op manier waarop multinationals momenteel georganiseerd zijn, is het maar de vraag of zij ons de radicale omslag richting een duurzame economie gaan brengen. Dat brengt de vraag naar boven of we moeten “gokken” op kleinere ondernemingen, de overheid een belangrijkere rol moet spelen of dat multinationals andere organisatie vormen nodig hebben? |
|
Veel van de opmerkingen over mijn artikelen gaan over de vraag hoe de ethische en maatschappelijke visies op het bedrijfsleven zich verhouden tot winst. Is niet de eerste verantwoordelijkheid van bedrijven dat ze winst maken, omdat ze dat verplicht zijn aan hun kapitaalverschaffers maar ook voor de economische groei in de samenleving? En leidt alle gepraat over maatschappelijke verantwoordelijkheid niet af van een effectieve en vooral efficiënte bedrijfsvoering? Een reactie in drie punten. In de eerste plaats zou ik willen opmerken dat de spanning vooral op korte- en in mindere mate op middellange termijn zit. Op de lange termijn zijn het lot van de samenleving en het bedrijfsleven in grote mate verbonden. Ik vind het zelf verhelderend om de samenleving te zien als een set van actoren die qua lot met elkaar verbonden zijn. In veel gevallen zal het zowel mogelijk zijn dat de overheid als ook het bedrijfleven een maatschappelijk probleem oppakt. In het geval dat de overheid een probleem oppakt is het realistisch dat het bedrijfleven daar de indirecte gevolgen van merkt, bijvoorbeeld door belastingmaatregelen of beperkende regelgeving. De vraag is dus niet zo zeer of problemen wel of niet relevant zijn voor het bedrijfsleven, maar meer of je denkt dat de overheid dan wel het bedrijfsleven de beste oplossing voor het probleem kunnen bewerkstelligen. (goede artikelen over dit punt zijn o.a.: “Strategy & society” en “The competitive advantage of corporate philantropy” van Michael Porter) Hier moet wel de nuance bij worden gemaakt dat dit vooral op de langere termijn geld. Op de korte termijn staan belangen vaak tegenover elkaar en is het vaak slimmer om je te richten alleen op je directe eigenbelang (puur vanuit winst geredeneerd dan). Daar moet aan toe gevoegd worden dat verschuivingen op de kapitaalmarkt, prestatie indicatoren, bonussen en promotie in het bedrijfsleven vaak worden gedreven door korte termijn resultaten. Hier valt dus nog veel te verbeteren wat mij betreft en dat pleit ook voor mensen in de top van het bedrijfsleven die het lef hebben om hun koers te varen op de lange termijn belangen van het bedrijf. Een tweede aspect waar ik op wil wijzen is dat er zeker wel mogelijkheden zijn om meer “verantwoorde” producten aan te bieden, zonder dat dit ten koste gaat van de winstgevendheid. Het is goed om allereerst op te merken dat we vandaag de dag niet veel situaties meer tegenkomen die lijken op wat de klassieke economische theorie volledige concurrentie noemt. Eerder zien we een marktsituatie met een klein aantal grote spelers die elkaar beconcurreren op een combinatie van kwaliteit en kosten en een groot aantal kleinere spelers die zich effectief hebben gedifferentieerd. Juist als je je duurzaam weet te differentiëren door een niche aan te boren, heb je vaak duurzame winstgevendheid. Ik zou willen bepleiten dat er nog een boel latente vraag aanwezig is rondom maatschappelijke verantwoordelijkheid. Simpelweg vanwege het feit dat veel markten wat betreft eerlijkheid en verantwoordelijkheid nog een gebrek hebben aan transparantie en alternatieven. Juist door het creëren van transparantie en alternatieven kan je in mijn ogen winstgevende niches creëren. Iemand voerde aan dat je hierdoor het gemiddelde van de klantwensen van de overgebleven markt minder “verantwoord” maakt. Hierdoor zou het effect dus netto nog wel eens negatief kunnen zijn. Ik denk echter dat dit niet rekening houdt met het feit dat er nu latente vraag is, die pas tot uiting komt op het moment dat de markt transparant is en er realistische alternatieven aanwezig zijn (een meer uitgebreide onderbouwing vind je in: “Market imperfections, opportunity and sustainable entrepreneurship”) Een laatste aspect wat vaak wordt aangevoerd ten faveure van winst als hoogste doel, is dan een eenduidig doel focus en daardoor efficiëntie creëert. Maatschappelijke verantwoordelijkheid kan inderdaad een excuus worden voor inefficiënte bedrijfsvoering. Ik zou willen betogen dat een beperkte set duidelijke en meetbare prestatie indicatoren belangrijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Ik denk alleen dat als de bedrijfsvoering alleen op winst gericht is, je uiteindelijk ineffectieve keuzes maakt. Wat wel een feit uit de praktijk is, is dat de meeste mensen maar in een beperkt aantal doelen kan denken, maar dit kan binnen een organisatie worden ondervangen door verschillende afdelingen met verschillende verantwoordelijkheden. Daarnaast denk ik wel dat er nog een lange weg te gaan is om de belangen van verschillende stakeholders een goede plek te geven in de prestatie indicatoren. Ondanks dat veel bedrijven, naar model van de balanced scorecard, wel een diversiteit hebben aan prestatie indicatoren, prevaleren toch nog vaak de financiële indicatoren in de besluitvorming, omdat ze het meest direct tot resultaten leiden. Al het voorgaande laat onverlet dat winst nodig is voor de continuïteit van het bedrijf en een goede indicator kan zijn van de effectiviteit van de bedrijfsvoering. Echter het maken van winst en het realiseren van maatschappelijk doelen gaat in mijn ogen prima samen, sterker nog, ik denk dat bedrijven die hier oog voor hebben op de lange termijn meer succesvol kunnen zijn. |
Afgelopen week was ik in Brussel voor het European Student Forum van IFES en de European Evangelical Alliance. Het thema was onze rol, als christenen, in het publieke sfeer en het publieke debat van Europa. Gelukkig was de agenda niet louter beperkt tot politiek, maar was er aandacht voor andere actoren in de publieke sfeer, zoals de media, NGO’s en het bedrijfsleven. Onder andere aanwezig was David Murray. Na een loopbaan in de consultancy richt hij zich nu op christelijke principes in het bedrijfsleven en is in het bijzonder bezig met corruptie bestrijding in Oost-Europa. David heeft een set met ethische principes ontwikkeld die een christelijke ondernemer of manager als richtlijn zou kunnen gebruiken. Achter een volgens zijn dit: hope, service, sacrifice, love, interdependence, truth, justice en stewardship (voor uitgebreide uitwerking zie: Faith and work project). Interessant om te zien is dat veel principes ook in een gemiddelde ethische code van een willekeurige multinational zijn terug te vinden. Dat roept de vraag op of het wel zin heeft om dit soort principes in christelijke context extra te benadrukken. Ik zou er die opmerkingen over willen maken. Een van de redenen dat principes hun weg hebben gevonden in het bedrijfsleven is dat er prima valt aan te tonen dat het aannemen van dergelijke principes in het –lange termijn- economisch belang is van bedrijven. Dienstbaar leiderschap (of in management taalgebruik: empowerment) is een prima tool om het meeste uit medewerkers te halen. En rentmeesterschap (in management taal: MVO en duurzaamheid) is sinds de hoge olieprijzen en de groene hype onder consumenten prima in geld om te zetten. Er zit echter wel een addertje onder het gras in deze instrumentele redenatie: het gaat uiteindelijk niet meer om ethische principes maar om een verlichte financiële redenatie. Wat mij betreft ligt het kader andersom: ethiek vormt het kader om economische redenaties. Tijdens het forum had ik een discussie met David over de vraag welke van de principes het minst te zien is in het bedrijfsleven van vandaag. De conclusie was dat dit waarschijnlijk liefde en bovenal opofferingsgezindheid is. De laatste is in tegenstrijd met veel management retoriek, waar het meestal gaat om tot het einde gaan om doelstellingen te halen en waar persoonlijke loopbanen ook erg belangrijk zijn. Het beste voorbeeld wat ik zelf kan bedenken van opofferingsgezindheid is van Peter Bakker, onze topman bij TNT. Omdat hij behoorlijke saneringen moet doorvoeren in het kader van de liberalisering van de postmarkt besloot hij zijn bonus in het mobiliteitsfonds voor ontslagen medewerkers te storten. Toch is een schrijnende lijst van tegenvoorbeelden te bedenken van topmannen die schaamteloos bonussen accepteren, die bijvoorbeeld resulteren van overnames die met veel ontslagen gepaard gaan. Hier valt dus nog wel enig verschil te maken. Een derde reden om wel een relatie te zien tussen bedrijfsethiek en ons geloof is dat juist bij dit soort principes wel vast staat dat in de praktijk dilemma’s ontstaan. Ondanks dat te betogen is dat ze op lange termijn het beste resultaat (ook in financiële termen) opleveren, zijn er op korte termijn conflicten tussen de principes en andere belangen. Dat vergt standvastigheid, wijsheid en opofferingsgezindheid en ik denk dat het geloof daar ook een extra steun en motivatie kan zijn. |
|
|
|
|
JPAGE_CURRENT_OF_TOTAL |